Veentjes of pingoruïnes

Werkgroep

Visie op ontwikkeling en beheer veentjes of pingoruïnes rondom Zeijen

Een pingoruïne is het overblijfsel van een pingo. Het woord pingo betekent in de taal van de Inuit ‘berg die groeit’. Pingo’s komen nu nog voor in heel koude streken zoals Alaska en Groenland. In de laatste ijstijd (15.000 jaar geleden) was de grond ook hier bevroren. Op sommige plaatsen kwam diep grondwater naar boven. Vlak onder het aardoppervlak bevroor dit water en vormde daar een lensvormige ijsplaat. Omdat het kwelwater bleef komen, groeide de lensvormige plaat uit tot een ijsberg bedekt met aarde. Tijdens de zomers dooide het bovenste laagje van zo’n ijsberg en schoof de aarde naar de rand van die berg en vormde daar een wal. Aan het eind van de ijstijd vormde het smeltende ijs van de berg een meer binnen die wal. Dit meertje met randwal noemen we een pingoruïne. Zie ook www.pingoruines.nl

Er zijn rond Zeijen meerdere pingo-ruïnes bewaard gebleven na de ingrijpende verandering van het landschap in de ruilverkaveling Vries. Met uitzondering van het Veldakkersveen en het Haverkampsveen zijn deze waardevolle en zeldzame pingoruïnes nog geen onderdeel van het Nationaal Natuurnetwerk (NNN) en dreigen te verdrogen en te verarmen. Het gevolg was dat de veenputten waar ooit veen werd gewonnen geleidelijk verlandden en verdwenen. Door de oxidatie van het restveen dreigde ook dat te verdwijnen. Gekozen is om een viertal veentjes weer in de oude staat te herstellen en om het verhaal van het verleden waar mogelijk te laten beleven. Dat betekent dat de geïsoleerde ligging van de veentjes moet worden opgeheven, dat het waterpeil in fases wordt verhoogd en het inzijgende water van goede kwaliteit moet zijn. Door grondverwerving of bestemmingswijziging zijn deze uitgangspunten in het Veldakkersveen en deels in het Haverkampsveen gehaald. Het Bollenveen en het Meestersveen vragen nog de nodige inspanningen. Om de veentjes voor de wandelaar goed beleefbaar te houden worden jaarlijks enkele zichtlijnen open gehouden.

In het Meestersveen en Bollenveen zijn op historische plekken tjaskermolentjes geplaatst. Het beheer van deze molentjes gebeurt door onze vrijwilligers.
Het maaien gebeurt op plaatsen waar zichtbaarheid en beleving nodig blijft. Of wanneer bepaalde plantensoorten, waaronder veenmossen ´een duwtje in de rug nodig hebben´. Wanneer de veenmossen zich voldoende heeft hersteld wordt het maairegime aangepast of stopgezet. Veenmossen zijn de sleutel voor het permanent opslaan van koolstof, CO2 uit de lucht.
Op sommige plekken wordt zo mogelijk opslag van houtige gewassen in de wintermaanden verwijderd om het veentje open te houden. Het maaisel uit de veentjes wordt in broeihopen weggezet voor de ringslang, salamandersoorten en ander fauna. De broeihopen zijn compact en worden gebouwd op half zonnige plekjes aan de randen van de veenties. Waar erg veel maaisel aanwezig is wordt deze afgevoerd naar nabij gelegen landbouwgronden.
Ook diverse vogelsoorten hebben de veentjes inmiddels ontdekt. De duikende ijsvogel en de watersnip zijn gesignaleerd.
Om het Haverkampsveen vindt door schapen begrazing plaats, ter vervanging van het ontbreken van natuurlijke grazers zoals herten, reeën. Deze begrazing is zeer extensief en wordt op de lange termijn geleidelijk afgebouwd. Ook rond andere waardevolle cultuurhistorische elementen is kleinschalige begrazing door schapen of geiten een optie.

Meer weten over de afzonderlijke veentjes ? Klik op:
Bollenveen
Haverkampsveen
Meestersveen
Veldakkersveen
 
Tjasker Bollenveen panorama
 

Pingo-ruïnes, de geschiedenis en de invloed van de mens
In de prehistorie dienden sommige veentjes als offerplaats om de goden goed te stemmen. Oude gebruiksvoorwerpen, maar ook botten van (huis)dieren zijn in enkele veentjes gevonden, onder meer in het Bollenveen. De vondst van veenlijken is echter het meest bijzonder. ‘Het meisje van Yde’, gevonden in Yde ten noorden van Zeijen, is het meest bekende veenlijk van Nederland. De veentjes leverden in eerste instantie water aan mens en dier. Vanaf de 17e eeuw werd er door de mens turf afgegraven. De kleine veentjes leverden turf voor de lokale bevolking.
Inmiddels is deze oorspronkelijke functie verdwenen. Vroeger werd de landschappelijke en cultuurhistorische betekenis van de veentjes niet gezien. De veentjes kregen geen aparte bestemming en werden verwaarloosd of ‘opgeruimd’. De ecologische waarde van de overgebleven veentjes is sterk afhankelijk van de hydrologische situatie en van de voedselarmoede of -rijkdom van het water. Door ontwateringen ten behoeve van de landbouw is de grondwaterstand gedaald. Daarnaast is door toevoer van voedselrijk water uit aangrenzende landbouwgronden fosfaat en stikstof in het water van de veentjes terecht gekomen. Hierdoor is de oorspronkelijke vegetatie grotendeels gewijzigd en zijn zeldzame plantensoorten verdrongen.

 


Terug